Heinrich Engelhard Steinweg werd geboren op 17 februari 1797 in de centraal Duitse gemeenschap Wolfshagen. Hij was de jongste van 12 kinderen. Zijn jonge jaren waren heel hard door verschillende tragedies binnen zijn familie. Hij maakte de ene invasie na de andere mee: eerst vielen de Corsicanen dan de Fransen, vervolgens de Pruisen en uiteindelijk Napoleon nog eens in 1806 binnen. Napoleon werd binnengehaald als vredebrenger en hij zou in één klap ook Duitsland herenigen. De Franse bezetting echter sloeg de Steinweg familie eerder uit elkaar dan dat ze haar samenbracht. De oudere broers en de vader van Heinrich vochten in het leger dat Napoleon moest tegenhouden. Verschillende broers stierven tijdens de gevechten. Tijdens hun afwezigheid werd het huis en de grond van de Steinwegs geconfisqueerd. Heinrich vluchtte met zijn jongere broers, zijn zussen en zijn moeder samen met andere dorpelingen de bergen in. Daar moesten ze een harde winter zien te overleven. Zijn moeder en verschillende broers en zussen stierven tijdens die winter van honger en koude. Alleen Heinrich en één van zijn zussen overleefden het. Na dat deel van de oorlog keerden zijn vader en drie broers terug en Heinrich ging met hen samen aan de slag als houthakker in dienst van de graaf van Brunswick.
In 1812 werkten de vader en zijn vier zoons ergens op het platteland toen een ongewoon zware storm hen verplichtte om te schuilen in een bouwvallige hut. De hut werd geraakt door de bliksem, stortte in en alleen Heinrich raakte er levend uit. Hij doorstond de komende twee jaar op eigen krachten maar in 1815 vervoegt hij het regiment van Brunswick dat de hoop koesterde Napoleons leger uit Duitsland te verdrijven. Zijn regiment vervoegde de brigade van Blücher om mee te vechten in de slag van Waterloo. Heinrich moest de troepen aanvuren door op een de bugel te spelen. Hij kreeg een bronzen medaille omdat hij in het zicht van de vijand door was blijven spelen. Wanneer er niet gevochten werd leerde hij houtbewerking. Hij maakte in die context mandolines, citers en dulcimers. Af en toe speelde hij mee met de militaire band.
Hij bleef in het leger tot zijn eenentwintigste en dit betekende dat hij niet meer de gewone vijfjarige opleiding tot houtbewerker kon doorlopen. Hij ging in de leer bij een meester die het hem in minder tijd wilde leren. Vervolgens werkte hij bij een orgelbouwer. Hij leerde de piano kennen door zijn joodse vriend Karl Brand, de zoon van de toenmalige cantor van Goslar. Hij leerde piano's bouwen door het kopiëren van Brandpiano's.
Hij trouwde in 1825 met de dochter van een handschoenmaker uit Seesen en werd er als burger erkend na een brand die bijna de hele stad had verwoest (men kreeg normaliter maar de toestemming een zaak te beginnen in het dorp waar men geboren was). Hij startte er een orgelzaak in 1829 en een pianozaak in 1835. Hij bouwde 2 piano's per maand en bakte daar klaarblijkelijk zoete broodjes mee. Hij kon zijn twee zoons, Theodor en Heinrich, jr., naar de beste school van Seesen sturen. In de zomer van 1839 stelde hij één van zijn tafelpiano's ten toon op de handelstentoonstelling in Brunswick en won er de eerste prijs mee voor vakmanschap en klankkwaliteit. Bij dezelfde gelegenheid verkocht hij een piano aan de graaf van Brunswick. Zijn zoon C. F. Theodor speelde daar letterlijk een belangrijke rol in omdat hij de piano's bespeelde op de tentoonstelling en zo hun toon en kwaliteiten liet horen.
De emigratie van de Steinwegs naar de V.S. had verschillende oorzaken. Hoewel Heinrich één van de betere verkopers in Seesen was waren zijn economische vooruitzichten echter verre van rooskleurig. Duitsland was een arm land dat nog altijd gebukt ging onder een verstikkend feodaal systeem. Elk van de 38 Duitse staten had zijn eigen munt, wetten, maten en gewichten en grenstarieven. Al deze regelgevingen bemoeilijkten de handel buiten de eigen grenzen. Soms moest men twee tot drie keer tol of taks betalen om een product naar de plaats van bestemming te brengen. In 1834 werd het Zollverein binnen de Duitse staten afgekondigd om de vrije handel te promoten. Jammer genoeg voor Steinweg namen de noordelijke staten niet deel aan dit Zollverein, omwille van de belasting op ruw ijzer en textiel. Daarenboven mislukten de oogsten van 1845 en 1847 in heel Europa met als gevolg een twee jaar durende hongersnood. Dit resulteerde in een in wezen socialistische revolutie in 1848, die zijn doel, herverdeling van de rijkdom, niet bereikte. De revolutie verlamde ook de handel in heel centraal Europa. Heinrichs zoon, Carl, had actief deelgenomen aan deze revolutie. Toen duidelijk werd dat de revolutie niet het gewenste effect ressorteerde, vreesden Heinrich en zijn vrouw voor represailles tegen hun zoon. De vooruitzichten voor de pianohandel waren niet geweldig dus zonden ze Carl naar New York om daar een veilig toevluchtsoord te zoeken.
Toen Carl in juni 1849 aankwam in New York werd hij compleet overweldigd. Hij kwam, als inwoner van een stadje van hoogstens 3000 zielen, terecht in een stad met een half miljoen inwoners. Uit de brieven die hij schreef aan familie in het thuisland blijkt zijn overweldiging. Hij was evenwel zeer selectief in wat hij aan indrukken gaf over New York. Hij vermeldt niets over de cholera epidemie die daar toen huishield, noch over de klasse- en etnische strijd die toen in alle hevigheid woedde. In de lente van 1850 verkocht Heinrich, die ondertussen 53 was geworden, zijn huis, betaalde zijn schulden af en reisde samen met zijn vrouw, drie dochters en vijf zoons naar de V.S. Alleen Theodor bleef in Duitsland in Holzminden achter. In die periode emigreerden om en bij de 213.000 Europeanen naar de V.S. waarvan 40.000 alleen al uit Duitsland. Tegen 1860 was 1 op 4 mensen in New York van Duitse afkomst. Al die Duitsers brachten een muzikale cultuur met zich mee, die er tot dan toe onbestaande was geweest. De Steinwegs namen actief deel aan die muzikale emigratie. Ze hadden een obsessie voor ambacht, een enthousiasme voor experimenteren, een passie voor publiciteit en genoeg geld om een eigen pianofirma op te richten. Ze begonnen evenwel niet direct met een eigen zaak maar werkten eerst voor anderen totdat ze voldoende vaste grond onder de voeten hadden. Ze kozen de beste pianobouwers uit New York om voor te werken, teneinde de recentste en beste technieken te leren.
Eén van de belangrijkste stappen die de Steinwegs in die periode namen, was de beslissing om hun naam te veramerikaniseren. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in de discriminatie die Duitsers heel vaak ondervonden. De handelsnaam werd veranderd in Steinway. Binnenskamers gebruikten ze nog altijd Steinweg en dit bleef zo tot 1864. Ze waren het moe om gebruikt te worden door anderen en op 5 maart 1853 richtten ze een informele vennootschap op met de naam ``Steinway & Sons'' met een kapitaal van 6.000 $.
Het was het ideale moment om in de pianohandel te beginnen. Een rijkere middenklasse was zich aan het vormen die haar rijkdom wilde etaleren aan de hand van alles wat de geïndustrialiseerde V.S. te bieden hadden. Ook het muzikale leven in de V.S. bloeide op en in het centrum van de belangstelling stond natuurlijk de piano. Muziek thuis werd ervaren als een geneesmiddel voor de ziel. In datzelfde jaar was de fabriek van Chickering, de marktleider voor piano's van dat moment, uitgebrand en had een nieuwe fabriek van vijf verdiepingen gebouwd, die op het Capitool na het grootste gebouw van de V.S. was. Chickering zou tot 1880 de grootste concurrent van Steinway blijven.
Steinway was een klein bedrijfje. In de eerste vijf jaar werden de piano's volledig handgemaakt door de familieleden. In 1854 huurden ze vijf assistenten en verhuisden naar een groter gebouw in Walker Street. Ze produceerden maar 2 piano's per week en moesten er 3 kunnen maken om aan de vraag te voldoen. Voor de handelsbeurs van 1855 in het Crystal Palace1.1moest er een Steinway piano komen die beter was dan alle voorgaande. Hij was het geesteskind van Henry, jr. Die piano had in maart al een prijs gewonnen op de Metropoliton Mechanics Institutes beurs in Washington, D.C. De tentoonstelling op de beurs in Crystal Palace in november zou de ultieme test worden. De piano werd door verschillende kranten bejubeld voor zijn 'grote toon, diepte in de bas, volle zachtheid in het middenregister en briljante helderheid in de hoogte.' Dit was exact wat ze nodig hadden bij Steinway en hun verkoopscijfers schoten nationaal en internationaal sterk omhoog.
Tegen 1860 was het bedrijf dermate gegroeid dat er een nieuwe fabriek en houtopslagplaats gebouwd moesten worden. De fabriek was 16.000 vierkante meter groot, telde 5 verdiepingen en bezette het volledige blok tussen 52nd en 53rd Street op de Fourth Avenue. Men gebruikte de modernste technieken om de piano's te produceren en men automatiseerde een aantal processen. Toch werkte de fabriek niet zo efficiënt. In 1858 produceerden 100 pianobouwers 712 piano's. Nu produceerden 400 pianobouwers slechts 1623 piano's. Een daling van 7 naar 4 piano's per pianobouwers.
De revolutionaire groei van Steinway in de pianomarkt was zeer opmerkelijk. Deze firma, die bij aanvang nauwelijks de huur kon betalen, was in een paar jaar uitgegroeid tot één van de meest succesvolle pianobouwers in de V.S.